Tabelpagina Huisartsenzorg
Om terug te gaan naar de tabelpagina met de zorgkosten en aantallen voor de Huisartsenzorg, klik hier.
Deze pagina beschrijft hoe de huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg (rubriek 1) werd bekostigd en verantwoord in 2022. Deze informatie is van toepassing op het rapport Verdiepende analyses zorglasten Zvw 2017-2021. De toegepaste methodiek van dit rapport met betrekking tot rubriek 1 staat ook hier beschreven.
Om terug te gaan naar de tabelpagina met de zorgkosten en aantallen voor de Huisartsenzorg, klik hier.
De bekostiging van huisartsenzorg bestaat uit een 3 segmenten model1:
Daarnaast valt sinds 2018 gedragsmatige ondersteuning van stoppen met roken (eerder overige zorg) en sinds 2019 verloskundige zorg verleend door huisartsen (eerder verloskundige zorg) onder de categorie huisartsenzorg.
Huisartsenzorg valt onder de basisverzekering en valt niet onder het verplichte eigen risico. Verzekeraars zijn volledig risicodragend voor deze categorie, er vindt geen nacalculatie plaats via de risicoverevening.
De NZa stelt maximum tarieven vast voor de zorgproducten binnen de huisartsenzorg, deze tarieven worden door de NZa elk jaar geïndexeerd om zo te corrigeren voor economische groei/krimp volgens de beleidsregel Indexering2,3. Daarnaast veranderen maximumprijzen soms, omdat bijvoorbeeld meerdere prestaties geïntegreerd worden tot één. Van 2017 naar 2022 geldt dat de maximum tarieven van de NZa voor de huisartsenzorg prestaties met gemiddeld zestien procent stijgen. De maximumtarieven voor de avond-, nacht- en weekenddiensten geleverd vanuit huisartsendienstenstructuren zijn gemiddeld met 45 procent gestegen en buiten de huisartsendienstenstructuren met 18 procent is gestegen tussen 2017 en 2022. De maximum tarieven van verloskundige zorg geleverd door huisartsen is tussen 2017 en 2022 gestegen met 23 procent.
Hieronder worden de belangrijkste beleidsveranderingen in de periode 2017-2022 beschreven. Voor alle wijzigingen en een uitgebreide omschrijving verwijzen we u naar de beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg van de Nederlandse Zorgautoriteit.
2018
Deze verandering is goed terug te zien in de cijfers over de lasten per gebruiker. Tussen 2017 en 2018 stijgen de lasten met name voor verzekerden van 85 jaar en ouder. Deze wijziging van de tarieven is ook goed te onderbouwen. Zoals hierboven beschreven wordt de huisartsenzorg bekostigd op basis van inschrijftarieven voor alle ingeschreven verzekerden, consulttarieven en overige tarieven. De inschrijftarieven zijn afhankelijk van een aantal variabelen, waaronder de leeftijd van de verzekerde. Hoe ouder een verzekerde, hoe hoger het inschrijftarief. De consulten worden daarmee deels vanuit het inschrijftarief betaald en deels vanuit de consulttarieven. Het aantal consulten ligt voor verzekerden van 85 jaar en ouder veel hoger dan voor verzekerden van 75-84 jaar. Door de opsplitsing van het inschrijftarief worden deze verschillen weer meer in evenwicht gebracht. |
2019
Deze verandering is goed terug zien in de cijfers over de aantallen consulten.Van 2018 naar 2019 stijgt het aantal huisartsenconsulten korter dan 20 minuten van 2,01 naar 3,36 per verzekerde en de telefonische huisartsconsulten en e-mailconsulten verdwijnen. De stijging is nagenoeg hetzelfde. Bij de POH-GGZ zien we ook een stijging van de consulten korter dan 20 minuten. Alleen wordt de zorg door de POH-GGZ meestal via een consult lager dan 20 minuten verleend. |
Tussen 2018 en 2019 is het aantal consulten voor passanten ongeveer gelijk gebleven. Vanaf 2020 zijn het aantal consulten voor passanten gestegen. Dit heeft zeer waarschijnlijk te maken met de zorg voor corona (zie corona). De jaren 2020 en 2021 zijn nog niet volledig uitgedeclareerd. |
2020
In 2020 werd deze prestatie ongeveer 3,2 miljoen keer gedeclareerd. In 2021 is dit 10,3 miljoen. Deze cijfers zijn echter een schatting, omdat deze jaren nog niet zijn uitgedeclareerd en worden gecorrigeerd. |
Het aantal prestaties voor intensieve zorg zijn inderdaad in 2020 en 2021 sterk gestegen ten opzichte van 2019. Ook de opslag van het ANW-uurtarief kunnen we terugzien in de cijfers. Tussen 2019 en 2020 stijgen de lasten per ANW contact sterk. Daarnaast stijgen ook het aantal consulten voor passanten in 2020 en 2021 ten opzichte van 2019, wat waarschijnlijk door de patiëntencontacten op de aanvullende daglocaties komt. Deze cijfers zijn echter een schatting, omdat de jaren 2020 en 2021 nog niet volledig zijn uitgedeclareerd. |
Deze herijking is ook terug te zien in de cijfers. De lasten voor SCEN zijn tussen 2019 en 2020 sterk gestegen. Dit is ook goed terug te zien in de lasten per SCEN-consultatie. Deze cijfers zijn echter een schatting, omdat het jaar 2020 nog niet volledig is uitgedeclareerd. |
2021
Op dit moment hebben we nog geen duidelijke cijfers in hoeverre het hogere tarief voor SCEN-consultatie op de waddeneilanden terug te zien is in de lasten per SCEN-consultatie in 2021. |
Voor de huisartsenzorg geldt dat er een verschil is tussen de cijfers die gepresenteerd worden in deze verdiepende analyse rapportage en de verantwoordingsinformatie van de zorgverzekeraars. Tot 2019 werden de kosten van verloskundige zorg door huisartsen verantwoord bij de verloskunde en pas vanaf 2019 in deze rubriek.
Voor deze rapportage kiezen we 2022 als uitgangsjaar, ook voor de oude jaren. Dat betekent dat voor alle getoonde jaren (2017 t/m 2021) de verloskundige zorg door huisartsen hier wel in zit, niet bij de verloskundige zorg. Dit maakt een vergelijking van de kosten over de jaren eerlijker en makkelijker.
Voor het rapport Verdiepende analyses zorglasten Zvw 2017-2021, welke in 2022 is verschenen, wordt gebruik van gemaakt van declaratiegegevens die verstrekt zijn door de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut via Vektis. Ten behoeve van de wettelijke taken worden deze gepseudonimiseerde declaraties gebruikt voor onder meer desbetreffend rapport.
In het tabellenoverzicht zijn de kosten voor de Zvw van 2017 tot en met 2021 te bekijken. Het verschil met deze kosten ten opzichte van de reguliere meerjarentabellen is dat de definitie hoe de kosten verantwoord worden voor elk jaar gelijk zijn aan 2022. Hierdoor wordt gecorrigeerd voor administratieve verschuivingen over de jaren en is het makkelijker om een getrouw beeld te krijgen van de ontwikkelingen vanaf 2017. Op dit moment zijn alle kosten zijn gebaseerd op de ramingen van de zorgverzekeraars uit de vierde kwartaalrapportage van 2021.
Omdat de kosten nog niet uitgedeclareerd zijn, zijn de laatste jaren nog aan verandering onder hevig. Tevens is 2021 (en in sommige gevallen 2020) nog leeg gelaten op de diepere niveaus, omdat er te weinig declaraties zijn.
Voor een uitgebreide beschrijving van de toegepaste methodiek, klik hier.