Aanleiding

Op 8 juli 2020 heeft het Zorginstituut het ministerie van VWS geadviseerd om een tijdelijke aanspraak in te stellen op eerstelijns paramedische herstelzorg, ter ondersteuning van het revalidatieproces voor patiënten die ernstig getroffen zijn door COVID-19. Op 18 juli 2020 heeft VWS een regeling voor voorwaardelijke toelating van deze zorg vastgesteld, in eerste instantie tot 1 augustus 2021. Daarna is deze regeling tweemaal met één jaar verlengd en tenslotte nog eenmaal – in afwachting van de duiding door het Zorginstituut van de resultaten van het ingestelde onderzoek - tot uiterlijk eind 2024. 

Het standpunt dat het Zorginstituut op basis van de duiding heeft ingenomen, is gepubliceerd op 25 juni 2024.2  Hierin constateert het Zorginstituut dat eerstelijns multidisciplinaire paramedische herstelzorg voor volwassenen met post-COVID niet beter werkt tegen de post-COVID-klachten dan natuurlijk herstel zonder behandeling. Daarom kan deze behandeling geen deel meer uitmaken van het basispakket. Door dit standpunt is de tijdelijk aanspraak op paramedische herstelzorg vanaf 1 juli 2024 vervallen. Alle patiënten die in een lopend behandeltraject zaten kunnen dit traject afmaken op grond van een overgangsregeling die door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is ingesteld.

Algeheel overzicht van aantallen gebruikers en kosten van paramedische herstelzorg

Deze factsheet geeft een overzicht van de toepassing van paramedische herstelzorg na COVID-19 op basis van declaratiedata. Voor het declareren van deze zorg is een unieke code vastgesteld, waardoor deze zorg eenvoudig in de declaratiedata te identificeren is.

Vanaf de start van de voorwaardelijke toelatingsregeling voor paramedische herstelzorg ter behandeling van langdurige klachten en beperkingen na COVID19 in juli 2020 zijn er tot eind 2023 in totaal voor ruim 190.000 patiënten declaraties voor deze zorg ingediend bij de zorgverzekeraars. De verdeling over de jaren is als volgt:

       2020 2021 2022 2023
Aantal starters 19.753 80.390 70.274 22.096

Omdat de set van declaratiedata over 2023 nog niet helemaal compleet is, verwachten we nog circa 2.200 extra declaraties voor paramedische herstelzorg in 2023.

De meeste mensen die paramedische herstelzorg hebben ontvangen zijn gestart in de periode januari - juni 2021 en januari - mei 2022 (Figuur 1). Deze piekperiodes volgen in beginsel de pieken die we zagen in de aantallen besmettingen.3

Voor de tweede piekperiode kunnen we onderscheid maken in twee fases:

  1. eerste twee à drie maanden, toen paramedische herstelzorg nog het gevolg was van besmettingen met de delta variant van het SARS-CoV2 virus in november/december 2021;
  2. de twee à drie maanden daarna, die volgden op de intrede van de Omicron-variant vanaf ongeveer januari 2022.

Opvallend in de periode vanaf intrede van de Omicron-variant is dat ondanks een meer dan vijf keer zo hoog aantal besmettingen het aantal nieuwe episodes van paramedische herstelzorg vergelijkbaar was met het aantal tijdens de eerste piekperiode (Figuur 1).

Steeds minder mensen liggen voorafgaand in het ziekenhuis

Bij patiënten die met paramedische herstelzorg zijn gestart, is gekeken of voorafgaand aan deze zorg een opname vanwege COVID19 in het ziekenhuis heeft plaatsgevonden, op de verpleegafdeling of op de IC. Het percentage patiënten die herstelzorg krijgen met voorafgaande opname blijkt sterk af te nemen met de tijd (Figuur 2). Dit correspondeert met het feit dat er sowieso steeds minder ziekenhuisopnames vanwege COVID19 nodig zijn, met name bij besmettingen met de Omicron-variant.

Aantal mensen met paramedische herstelzorg neemt langzaam af

Uit figuur 1 blijkt duidelijk dat het aantal mensen dat gebruik maakt van paramedische herstelzorg fluctueert over de jaren en erg samenhangt met het aantal besmettingen door COVID19. Hoe meer besmettingen, hoe meer mensen vanwege latere klachten en beperkingen herstelzorg nodig hebben. Daarbij lijkt het aantal zorgtrajecten dat is gevolgd op besmetting met de Omicron-variant veel lager te zijn dan het aantal dat is gevolgd op besmettingen met eerdere varianten. Vanaf mei 2022 is het aantal zorgepisodes voor paramedische herstelzorg sterk afgenomen, parallel aan een grote daling van het aantal geregistreerde besmettingen. Hierbij moet wel bedacht worden dat in de loop van 2022 en in toenemende mate in 2023 steeds minder geregistreerde tests werden uitgevoerd, omdat het verloop van de klachten door de Omicron-variant meestal vrij mild is geweest. Daarom zijn de data over aantallen nieuwe episodes met paramedische herstelzorg in relatie tot het aantal geregistreerde besmettingen en voorafgaande ziekenhuisopnames tot eind 2022 weergegeven.

Figuur 3 laat de ontwikkeling van het aantal nieuwe episodes van paramedische herstelzorg na COVID-19 in 2022 en 2023 zien. Hieruit is af te leiden dat de daling van het aantal nieuwe episodes per maand is doorgegaan tot ongeveer de zomer van 2023. Daarna stabiliseert het aantal gestarte episodes per maand op bijna 1.000 per maand.

Op basis van de declaratiecijfers over heel 2023 prognosticeren we voor 2024 - bij een vergelijkbaar verloop van de epidemie zonder nieuwe varianten met ernstiger gevolgen – dat er ongeveer 24.000 mensen met paramedische herstelzorg zullen starten. Wanneer de trend van de laatste 6 maanden doorzet komt het totale aantal in 2024 uit rond de helft (12.000).

Gemiddelde behandelduur en kosten van paramedische herstelzorg nemen ook af

Mensen die paramedische herstelzorg krijgen blijken vooral gebruik te maken van fysiotherapie en oefentherapie. Hiervoor zijn de gemiddelde kosten per traject dan ook hoger dan voor trajecten met ergotherapie, dieetadvisering of logopedie.

  Fysiotherapie Oefentherapie Ergotherapie Logopedie Dieetadvies
2020 €1.003 € 673 € 477 € 500 € 201
2021 € 995 € 522 € 420 € 408 € 194
2022 € 1.025 € 569 € 454 € 419 € 193
2023 € 928 € 539 € 420 € 377 € 190

Tabel Gemiddelde kosten per behandeltraject door een bepaalde discipline in 2020 - 2023

Figuur 4 laat zien dat de gemiddelde behandelduur redelijk stabiel blijft tot aan 2023, maar in 2023 een duidelijk dalende trend laat zien. De gemiddelde kosten per behandeltraject dat in een bepaalde maand is gestart, fluctueren tot aan 2023 tussen 940 en 1.160 euro, maar lijken vanaf 2023 een daling te vertonen. Door mogelijke incompleetheid van de data (met name van langer durende behandeltrajecten) is hier nog geen definitieve uitspraak over te doen.

Aandeel aan multidisciplinaire trajecten en trajecten met tweede behandeltermijn

In de regeling voor paramedische herstelzorg kan één behandeldiscipline worden ingezet (monodisciplinaire behandeling), dit betreft meestal fysiotherapie of oefentherapie. In de regeling voor paramedische herstelzorg is aanbevolen om meerdere disciplines tegelijkertijd of na elkaar in te schakelen (multidisciplinaire behandeling). Figuur 5 laat het percentage monodisciplinaire behandeltrajecten zien (meestal alleen fysio- of oefentherapie). We zien een langzame afname van dit percentage, van 85% in 2020 tot 70% halverwege 2023. Het aandeel aan multidisciplinaire behandeltrajecten (waarin declaraties zijn geregistreerd van minimaal twee paramedische disciplines) neemt dus in de loop van de tijd met 15% toe.

In het ingestelde onderzoek dat door het Zorginstituut is geduid lag het aandeel aan trajecten waarbij op enig moment multidisciplinaire zorg werd geboden aanzienlijk hoger (64%). Dit komt doordat de aanmelding van patiënten voor deelname aan dit onderzoek via de behandelde paramedici heeft plaatsgevonden. Ergotherapeuten, diëtisten en logopedisten hebben hierbij naar verhouding meer patiënten aangemeld, om ook subgroepanalyses mogelijk te maken. Aangezien de paramedische herstelzorgtrajecten waarin deze disciplines betrokken waren vrijwel altijd multidisciplinair waren, is daardoor het aandeel multidisciplinaire trajecten hoger uitgevallen.

In de regeling voor paramedische herstelzorg is de mogelijkheid opgenomen om na een eerste behandeltermijn van 6 maanden nog een tweede behandeltermijn (van maximaal 6 maanden) vergoed te krijgen, als het resultaat van het eerste behandeltraject naar mening van de huisarts of medisch specialist nog onvoldoende was. Het percentage trajecten waarin na een eerste behandeltermijn van 6 maanden nog een tweede termijn van maximaal 6 maanden volgt schommelt steeds rond de 30%, maar lijkt halverwege 2023 iets te dalen (Figuur 5).

Toelichting en verantwoording

Zorginstituut Nederland is onder andere verantwoordelijk voor het beheer van het Zorgverzekeringsfonds en het Fonds langdurige zorg, waaruit de betalingen aan zorgverzekeraars, zorgkantoren en zorginstellingen worden gedaan. Het Zorginstituut ontvangt declaratiegegevens van verzekerde zorg via zorgverzekeraars en zorgkantoren. Deze  gegevens analyseren we met gebruikmaking van de brede zorginhoudelijke kennis van het gezondheidszorgstelstel binnen het Zorginstituut. Zo leveren we een bijdrage aan het beter zichtbaar maken van kostenontwikkelingen in de zorg. Daarnaast bieden deze analyses aanknopingspunten voor het ontwikkelen en evalueren van beleid.

In dit factsheet baseert het Zorginstituut zich op cijfers van zorgverzekeraars (basispakket). Zorgverzekeraars en zorgkantoren hanteren verschillende methodieken.

Alle gerapporteerde bedragen zijn voorlopige cijfers en kunnen nog worden bijgesteld. De vermelde bedragen zijn voornamelijk afgerond op miljoenen euro’s en procentuele veranderingen op één decimaal, tenzij meer detaillering in de toelichting noodzakelijk is. Hierdoor kunnen kleine afwijkingen optreden tussen de weergegeven bedragen en de veranderingen.

Eerdere publicaties over de ontwikkeling van de zorgkosten kunt u vinden op Zorgcijfersdatabank.

Dit is een publicatie van:
Zorginstituut Nederland
Postbus 320
1110 AH Diemen

www.zorginstituutnederland.nl

Blijf op de hoogte van alle updates en meld u aan voor de nieuwsbrief van Zorgcijfersdatabank.